DE GESCHIEDENIS VAN RUURD PASCHIERS VAN DIJK

bron: De Balkster Courant
Door Catrienus Meijer.
NIJEMIRDUM. Ruurd Passchiers van Dijk werd niet oud. Op zijn dertigste werd hij naar het schavot op het Leeuwarder Hofplein geleid. Maar Ruurd had het er ook wel een beetje naar gemaakt. Vele malen begaf hij zich op het inbrekerspad. Want Ruurd, een nazaat van de Franse vluchtelingen, wilde ooit terug naar zijn roots. Het geld dat hij daar voor nodig had, bezat hij echter niet. Om het te verkrijgen zag hij geen andere optie dan het bijeen te stelen. Tijdens een bezoek op Sinterklaasavond in 1845 aan Balk liep het vreselijk uit de hand. Ruurd bedacht het plan om de plaatselijke juwelierster te beroven. Het pakte verkeerd uit. Met een vlijmscherp mes sneed hij in een moment van onbezonnenheid de keel van de oude vrouw door. De dood van de bejaarde juwelierster zorgde voor veel consternatie in het anders zo rustige Balk. En Ruurd, op de vlucht geslagen, werd een paar weken later gepakt. Er volgde een lange procesvoering met een berouwvolle Ruurd die ondanks dat de beulshanden niet ontliep.
Ruurd Passchiers van Dijk, in het dorp ook wel Ruurd 'Pesschie' genoemd, schreef een gruwelijke moord op zijn naam, die avond van de 6de december 1845 in Balk. Hij verknalde daarmee niet alleen het leven van het oude echtpaar Van Wielen maar gooide er ook zijn eigen toekomst mee aan diggelen.
Ruurd, geboren in 1816 in Wijckel, was afkomstig uit een abeidersgezin dat tien kinderen telde. Ruurd was de jongste en bleek al gauw een buitenbeentje. Na een onrustig en crimineel leven belandde hij in het midden van december 1845 in de cel. Zijn op fortuin beluste gedrag had daarvoor gezorgd.
Tijdens een bezoek aan een juwelier in Groningen probeerde Ruurd Pesschie een deel van het in Balk buitgemaakte zilveren kinderspeelgoed te verkopen. Maar de politie die na de moord in Balk haar onderzoek en jacht op de dader was begonnen had aan alle juweliers in de wijde omgeving de kenmerken van het gestolene gemeld. De Groningse juwelierster herkende het zilverwerk, belde de politie en Ruurd werd ingerekend. Eerst werd hij ingesloten in Sneek, later verhuisde hij naar de strafgevangenis in Leeuwarden. Van plan om zijn schuld te bekennen was hij in eerste instantie niet. Hij verhardde zijn ontkenning zelfs nadat de politie met hem terugkeerde op de plek van de moord. Ruurd leek er alles voor over te hebben weer vrij man te zijn. Zelfs een cipier probeerde hij om te kopen. Maar ingesloten in de cel in Sneek brak langzaam zijn gemoed. Zijn leven flitste aan hem voorbij en uiteindelijk op 23 maart 1846 bekende Ruurd tegenover een gevangenisdominee de oude vrouw in Balk te hebben vermoord.
Voor het Provinciaal Gerechtshof moest Ruurd van Dijk terechtstaan. Er werden 26 getuigen gehoord en het proces duurde twee dagen. Uiteindelijk werd Ruurd veroordeeld tot de strop. Gratieverzoeken volgden maar de moordenaar ontving geen genade. Berouw van zijn daad toonde hij aan bijna ieder die het weten wilde. Brieven gingen richting zijn ouders, familie en de weduwnaar Van Wielen in Balk. Uiteindelijk, na een ultieme poging van zijn vader,om alsnog gratie te verkrijgen, een smeekbede aan de koning, werd Ruurd alsnog opgehangen. Alle verzoeken werden negatief beantwoord. Op 15 oktober 1846 was het zover, beul Johannes Ras deed onder belangstelling van een grote schare mensen op het Hofplein in Leeuwarden zijn werk. Korte tijd nadat de beul Ruurd de strop om de hals had gelegd viel de vloer onder zijn voeten vandaan.

Jan de Roos uit Nijemirdum deed onderzoek naar de beslommeringen rond Ruurd Passchiers van Dijk wiens ouders in Wijckel woonden. Hij legde het verhaal vast in een boekje met de naam "Een Gaasterlander op het schavot" dat in augustus 2005 is verschenen.